De Auto met Zes Wielen: Tyrrell's Radicale P34
“Ken barstte in lachen uit terwijl ik sprakeloos bleef staan..."
In een tijd waarin bijna elke Formule 1-auto op Ferrari na gebruikmaakte van dezelfde Cosworth DFV-motor, Hewland-versnellingsbak en Goodyear-banden, moest Derek Gardner, hoofdontwerper bij Tyrrell, zijn voorsprong elders zoeken. Al was het succes van korte duur, leeft de P34 voort als een van de meest iconische en radicale experimenten in de geschiedenis van de Formule 1: een waar toonbeeld van technisch lef en een symbool van de innovatieve geest van de jaren ’70.

Midden jaren zeventig voerde de FIA een nieuwe regel in: de voorvleugel mocht niet breder zijn dan 1,5 meter. Dat betekende dat de standaard voorwielen boven en naast de vleugel zouden uitsteken, wat slecht was voor de aerodynamica en de bandenslijtage verhoogde. Gardner’s oplossing? Kleinere voorwielen, verstopt achter de vleugel.
Niet alleen verminderde dat de luchtweerstand en lift, maar het maakte ook aanvullende aerodynamische hulpmiddelen aan de voorkant overbodig - wat een prestatieboost opleverde die gelijk stond aan zo’n 40 pk. Door vier voorwielen te gebruiken in plaats van twee, kon Tyrrell bovendien het remvermogen en de mechanische grip vooraan behouden én versterken, dankzij het dubbele contactoppervlak.
Verbluffende resultaten
De P34 maakte zijn debuut tijdens de Spaanse GP van 1976, met Patrick Depailler achter het stuur van één chassis. De auto trok meteen alle aandacht. Later dat jaar, vanaf de Belgische GP, werd het project opgeschaald en kreeg ook Jody Scheckter een chassis.
Slechts vier races later, in Anderstorp (Zweden), leverde de P34 een sensationele 1-2 op: Scheckter won dominant met Depailler vlak achter zich. In totaal behaalde Tyrrell in twee seizoenen met de P34 één pole, één overwinning en veertien podiumplaatsen. In 1976 eindigden ze als derde in zowel het coureurs- als constructeurskampioenschap.
Kinderziektes en kritiek
Toch had het revolutionaire ontwerp duidelijke nadelen. De speciaal ontwikkelde 10-inch Goodyear-banden voor de voorwielen liepen achter op de reguliere banden qua ontwikkeling - ze sleten snel en presteerden matig. Ook voegde de complexe voorwielophanging gewicht toe, wat bij intensief gebruik voor oververhitte remmen zorgde.
Daarnaast bleek de P34 op hobbelige circuits - de norm destijds - zeer grillig. De grip wisselde voortdurend. Scheckter was ondanks zijn zege genadeloos in zijn oordeel: “Een stuk rommel. Niet te voorspellen.”
Neergang en nalatenschap
De updates in 1977 maakten de auto zwaarder en minder betrouwbaar. Het aantal podiums daalde, het aantal uitvalbeurten steeg. En toen Goodyear in 1977 stopte met de ontwikkeling van de speciale banden, viel het doek definitief. Aan het eind van dat seizoen liet Tyrrell het zeswielerconcept vallen. Kort daarna verbood de FIA alle auto's met meer of minder dan vier wielen.
Toch bleef het idee van multi-wielconfiguraties anderen inspireren - tot het reglement definitief een einde maakte aan dat tijdperk. Vandaag de dag is de P34 een vaste waarde in musea en historische races. Replica’s worden gebouwd volgens de originele specificaties en doen nog steeds mee aan evenementen.
De P34 blijft een van de meest gedurfde experimenten uit de Formule 1-geschiedenis - een blijvend eerbetoon aan de radicale innovatie en onverschrokken experimentatie die de autosport gevormd hebben.