Op Zoek naar Verloren Glorie: Prost en Arnoux’s gevecht om Martelaar- en Meesterschap
In de sportgeschiedenis worden Fransen zelden omschreven als koelbloedig. En toch zijn er maar weinig podia geweest die kouder aanvoelden dan die gedeeld werden door Alain Prost en René Arnoux.

Toen Alain Prost zich in 1981 bij Renault voegde als jonge belofte, was René Arnoux al een doorgewinterde veteraan. Maar naarmate Prost steeds vaker begon te winnen - juist in een periode waarin Arnoux geplaagd werd door pech - begon de rivaliteit tussen de twee Fransen te gisten.
Toen Prost zijn allereerste overwinning boekte tijdens de Grand Prix van Frankrijk in Dijon, veranderde er iets in zijn zelfbeeld: hij was niet langer een veelbelovende rookie, maar een bewezen winnaar. Zoals hij zelf zei: “Voorheen dacht je dat je het kon. Nu weet je dat je het kunt.” Vanaf dat moment begon de relatie tussen de twee teamgenoten langzaam te ontrafelen.
De Franse Grand Prix van 1982: een koude overwinning
Het conflict bereikte zijn kookpunt tijdens de Franse GP een jaar later, op Circuit Paul Ricard. Een Franse overwinning, met een één-twee finish voor Renault, had een reden tot nationale vreugde moeten zijn - maar het podium voelde allesbehalve feestelijk.
Volgens Prost had Arnoux teamorders genegeerd die stelden dat - in geval van een Renault één-twee - Arnoux zijn teamgenoot moest laten passeren, zodat Prost zijn kansen in het kampioenschap kon vergroten. Beelden leken Prost’s claim te ondersteunen, maar Arnoux ontkende ooit iets van zulke orders te hebben gehoord. Hoe dan ook was hun band voorgoed gebroken. Arnoux verliet Renault aan het eind van het seizoen, maar hun rivaliteit zou blijven nazinderen.

Wat de zaak niet hielp, was dat hun conflict al snel een nationale dimensie kreeg. In Frankrijk werden ze tegenover elkaar gezet als karikaturen: Arnoux, de impulsieve, chaotische vechter; Prost, de kille, berekende “Professor”. Iedere race werd een volksraadpleging: Wie is de échte Franse held?
Vooral Prost voelde die publieke druk. Al sinds het begin van zijn carrière heeft hij zich miskend gevoeld in zijn eigen land.
“Toen ik bij Renault kwam, schreef de pers positief over me. Maar tegen 1982 was ik de slechterik geworden. Achteraf denk ik: mijn fout was dat ik won. Fransen houden niet echt van winnaars. Ze houden van martelaren - mensen die groots verliezen.”
De publieke opinie koos partij
Arnoux speelde die rol van martelaar met verve. Zijn vurige rijstijl, zijn uitgesproken “Fransheid” - hoe je het ook wil noemen - maakte hem innemend. Hij was sympathiek. Prost daarentegen werd in de publieke opinie neergezet als zuur en berekenend. In een land dat zijn hart had verloren aan figuren als François Cevert en zelfs de Frans-Canadees Gilles Villeneuve, bleef Prost een buitenstaander.
In interviews meden ze elkaars naam of gaven elkaar openlijk sneren. Volgens journalist Heinz Prüller zou Arnoux zelfs eens op een foto van Prost in een Franse krant hebben gespuugd. De fans raakten verdeeld in kampen. De media volgden gewillig.
Een hedendaagse les
In een tijd waarin media invloedrijker zijn dan ooit, voelt dit verhaal als een waarschuwing. Series als Drive to Survive gedijen op drama boven waarheid - en dit soort verhalen laat zien dat het narratief soms al geschreven is, voordat de coureurs het zelf kunnen bepalen.
Het was niet alleen Prost tegen Arnoux. Het was instinct tegen strategie, imago tegen echtheid, het ene archetype tegenover het andere. Formule 1 draaide niet alleen om wie won - maar om wie het verdiende te winnen.
En dat is precies waarom deze oude rivaliteit vandaag de dag nog steeds zo opvallend actueel aanvoelt.